Diabetes (suikerziekte)

Diabetes, ook wel suikerziekte genoemd, wordt veroorzaakt door een tekort aan insuline. Hierdoor bevindt zich te veel suiker, oftewel glucose, in het bloed. Diabetes wordt onderverdeeld in type 1 en type 2, dit zijn twee verschillende aandoeningen.

Behandelingen bij diabetes

Alle behandelingen
  • Alle behandelingen
  • Receptplichtige medicijnen
  • Niet receptplichtige medicijnen
Relevantie
  • Relevantie
  • Naam A-Z
  • Naam Z-A
  • Prijs laag-hoog
  • Prijs hoog-laag
Wat is diabetes?

Diabetes of suikerziekte is een chronische stofwisselingsziekte. De officiële benaming van de aandoening is diabetes mellitus. Bij personen met diabetes bevindt zich te veel suiker in het bloed omdat het lichaam de bloedsuikerwaarde niet op peil kan houden. Diabetes type 1 en 2 zijn het meest bekend. De oorzaken van diabetes type 1 zijn nog grotendeels onbekend, maar iedereen kan diabetes ontwikkelen.

Wat zijn de oorzaken van diabetes?

De oorzaken van diabetes type 1 zijn niet goed gekend. Mogelijke oorzaken kunnen zijn:

  • Een virus;
  • Voeding;
  • Erfelijkheid (in beperkte mate).

Diabetes type 2 komt steeds vaker voor en een bepaalde levensstijl kan hier de oorzaak van zijn.

De volgende factoren verhogen het risico op het ontwikkelen van diabetes type 2:

  • Overgewicht;
  • Weinig lichaamsbeweging;
  • Roken;
  • Ouderdom;
  • Erfelijkheid;
  • Ongezonde voeding.

Een gezonde levensstijl kan helpen om diabetes type 2 te voorkomen, maar niet in alle gevallen. Soms is bijvoorbeeld erfelijke aanleg de bepalende factor.

Welke vormen van diabetes zijn er?

Diabetes is onder te verdelen in twee types: type 1 en type 2. Beide hebben te maken met insuline en bloedsuikerwaarden, maar het zijn twee verschillende aandoeningen met een andere oorzaak.

Diabetes type 1

Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte, wat betekent dat het afweersysteem het eigen lichaam aanvalt. In dit geval vernietigt het afweersysteem de cellen in de pancreas die insuline aanmaken. Zonder insuline krijgen de cellen in het lichaam geen signaal dat zij suiker uit het bloed moeten opnemen, waardoor er te veel suiker in het bloed blijft. De hoeveelheid glucose neemt toe wanneer u koolhydraten eet of drinkt, zoals koek en gebak, aardappelen en pasta. Ook andere factoren, zoals emoties en beweging, zorgen voor glucose.

Ons lichaam heeft glucose nodig, dit wordt gebruikt als brandstof. Insuline, dat normaal gezien door de pancreas wordt aangemaakt, haalt deze brandstof uit het bloed. Personen met diabetes type 1 maken te weinig insuline aan en moeten deze inspuiten. Diabetes type 1 begint meestal op jonge leeftijd en soms is het erfelijk, maar het is nog niet bekend hoe het precies ontstaat.

Diabetes type 2

Diabetes type 2, vroeger ook wel ouderdomssuiker genoemd, komt het meest voor. In dit geval maakt het lichaam wel insuline aan, maar is de werking ervan verstoord. Hierdoor blijft er, net als bij diabetes type 1, te veel suiker in het bloed. Diabetes type 2 ontstaat meestal op volwassen leeftijd.

Hoe kunt u diabetes herkennen?

Diabetes type 1 veroorzaakt een aantal duidelijke klachten enkele weken na het ontstaan ervan, zoals:

  • Veel dorst;
  • Droge mond;
  • Vermoeidheid;
  • Minder goed zicht;
  • Veel plassen;
  • Gewichtsverlies.

Door uw lichaam van extra insuline te voorzien, zullen deze klachten snel verminderen. Ook nadat u bent begonnen met het toedienen van insuline, kunt u nog last hebben van diabetesklachten doordat uw bloedsuikerspiegel ontregeld is.

Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Ketoacidose (verzuring van het bloed);
  • Hyperosmolair hyperglycemisch syndroom (te veel suiker in het bloed en uitdroging);
  • Hypoglykemieën (te weinig suiker in het bloed).

Diabetes type 2 is het moeilijkst te herkennen, aanwijzingen hiervan kunnen zijn:

  • Veel dorst;
  • Veel plassen;
  • Oogproblemen zoals branderige ogen, wazig of dubbelzien;
  • Slecht genezende wondjes;
  • Kortademigheid;
  • Pijn in de benen bij het stappen;
  • Vaak terugkerende infecties.

Loopt u extra risico op diabetes, bijvoorbeeld omdat het in uw familie voorkomt, en herkent u veel van de symptomen? Maak dan een afspraak met uw huisarts. Uw huisarts kan met een bloedtest onmiddellijk vaststellen of u diabetes heeft. Het is belangrijk om zo snel mogelijk met een behandeling te starten.

Kan ik zelf iets doen tegen diabetes?

Aangezien diabetes type 1 een auto-immuunziekte is, kunt u hier zelf niet veel aan doen. Wel kunt u stoppen met roken, aangezien dit de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Daarnaast is een gezond gewicht en voldoende beweging voor iedereen aan te raden.

Diabetes type 2 is echter vaak het gevolg van een bepaalde levensstijl. U kunt het volgende doen:

  • Stoppen met roken;
  • Gezond en niet te vet eten;
  • Veel bewegen (elke dag minstens een half uur);
  • Afvallen indien u overgewicht heeft.

Ook als u reeds diabetes heeft, is voldoende beweging belangrijk. Hierdoor blijft uw bloedsuikerspiegel namelijk stabieler. Stop eveneens met roken, dit verhoogt het risico op diabetes namelijk met wel 30 tot 40%. Door deze adviezen op te volgen, kunt u uw risico al met de helft verminderen.

Wat zijn de behandelingen?

Als u uw huisarts raadpleegt omdat u vermoedt dat u diabetes heeft, zal deze een bloedtest afnemen. Als daaruit blijkt dat dit het geval is, verloopt de behandeling als volgt.

Diabetes type 1:

Omdat uw pancreas geen insuline meer aanmaakt, moet dit tekort kunstmatig worden aangevuld. Dit gebeurt met een insulinepen of insulinepomp. Er bestaan verschillende soorten insuline, ze verlagen allemaal de bloedsuikerspiegel maar in een verschillend tempo. Menselijke insuline is kortwerkend en kunstmatige insuline kan aangepast zijn zodat deze sneller of trager werkt. De verschillende soorten insuline zijn:

  • Superkortwerkende insuline (werkt 4 tot 5 uur na toediening);
  • Kortwerkende insuline (werkt 6 tot 8 uur na toediening);
  • Middellangwerkende insuline (maximaal effect na 4 – 8 uur, werkt nog enkele uren door);
  • Langwerkende insuline (zeer geleidelijk gedurende ongeveer 24 uur);
  • Mix-insulines (combinatie van soorten, meestal 2 keer per dag toedienen).

Uw arts zal u adviseren welk type insuline u dient te gebruiken, evenals hoe vaak en hoeveel u moet spuiten. Vooraleer u gaat spuiten, moet u echter altijd eerst uw bloedsuikerwaarde meten. Dit doet u met een bloedglucosemeter. Deze meet hoeveel glucose er in uw bloed aanwezig is. Prik wat bloed uit uw vinger en breng dat aan op een meetstripje, na enkele seconden ziet u het resultaat op het scherm. De plaatsen waar u vervolgens de insuline moet spuiten, zijn afhankelijk van het type insuline dat u gebruikt. Vaak kan er gespoten worden in de billen, armen, bovenbenen of buik. Prik niet in de spieren, want dan wordt de insuline te snel opgenomen en werkt hij korter. Daarnaast is het aangewezen om de spuitplaatsen af te wisselen en steeds een schoon, scherp, nieuw naaldje te gebruiken. Zo voorkomt u littekenweefsel en spuitplekken.

Diabetes type 2:

Voor personen met diabetes type 2 wordt vaak gekozen voor orale bloedglucoseverlagende middelen in tabletvorm. Deze stimuleren de aanmaak van meer insuline door de pancreas of maken de organen gevoeliger voor de werking van insuline. Beide manieren zorgen ervoor dat de bloedsuikerspiegel daalt. Voorbeelden van bloedglucoseverlagende middelen zijn:

  • Pioglitazon;
  • Acarbose;
  • Afgeleiden van sulfonylureum;
  • Biguaniden;
  • Meglitinide-analogen;
  • DPP-4-remmers;
  • Dapagliflozine;
  • Empagliflozine;
  • Canagliflozine.

Soms moeten personen met diabetes type 2 ook insuline spuiten.

Tot slot raden artsen diabetespatiënten aan om hun levensstijl aan te passen. Gezond eten, voldoende bewegen en afvallen bij overgewicht zijn de belangrijkste maatregelen die genomen moeten worden. Indien u namelijk niet veel koolhydraten eet en voldoende beweegt, hebt u minder medicatie nodig en is de kans op bijwerkingen kleiner. Tevens kunnen complicaties zoals hart- en vaatziekten hierdoor mogelijk voorkomen of uitgesteld worden.

Bijkomende risico’s en bijwerkingen

Het gebruik van insuline kan bijwerkingen en risico’s met zich meebrengen. Deze hebben meestal te maken met onder- of overdosering.

De belangrijkste bijwerkingen zijn:

  • Een te lage hoeveelheid bloedglucose. Indien u te veel spuit, wordt uw bloedglucosegehalte te laag (hypo). Ook een grote lichamelijke inspanning, te weinig eten, te laat eten of het spuiten van insuline in een ander lichaamsdeel dan gewoonlijk, kan leiden tot een te lage bloedsuikerspiegel. De insuline wordt dan te snel opgenomen door het bloed en uw bloedsuikerspiegel daalt te snel. Kenmerken hiervan zijn: honger, bleekheid, beven en zweten, prikkelbaarheid, vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn. U kunt flauwvallen indien u een hypo niet tijdig behandelt;
  • Een te hoge hoeveelheid bloedglucose. Indien u te weinig insuline toedient, wordt uw bloedglucosegehalte te hoog (hyper). De symptomen hiervan zijn: vaak plassen, veel drinken, dorst en vermoeidheid. Daarnaast kan een langdurig te hoge suikergehalte leiden tot schade aan bloedvaten en zenuwen;
  • U kunt overgevoelig zijn voor insuline of toevoegingen hiervan, zoals het bewaarmiddel. Vroeger werd dierlijke insuline gebruikt, wat regelmatig allergische reacties veroorzaakte. Tegenwoordig kan men menselijke insuline produceren in een laboratorium, waardoor er meestal geen sprake is van allergische reacties;
  • Verminderd zicht gedurende de eerste maanden. Dit komt doordat uw ogen aan de gewijzigde bloedsuikerspiegel moeten wennen. Meestal gaat dit vanzelf over;
  • Spuitplekken, zoals harde plekken of bobbels op de huid. Spuit geen insuline meer op deze plekken omdat de insuline anders opgenomen wordt, waardoor uw bloedglucose sterk kan gaan schommelen. Spuitplekken verdwijnen doorgaans vanzelf.

Uw arts zal u informeren hoe vaak u per dag uw bloedglucosegehalte moet meten. Een normale bloedsuikerwaarde is 4 tot 10 mmol per liter. Heeft u normaal gezien nergens last van maar veranderen uw waarden plots? Neem dan contact op met uw arts.

Hoe kunt u diabetes voorkomen?

Diabetes type 1 is niet te voorkomen, mede omdat de oorzaken hiervan nog niet gekend zijn. U kunt er echter wel veel aan doen om te voorkomen dat u diabetes type 2 ontwikkelt. Zorg er bijvoorbeeld voor dat u afvalt indien u overgewicht heeft, hiermee verkleint u de kans op het krijgen van diabetes aanzienlijk.

Daarnaast is gezond eten van belang. Kies voor voeding met voldoende vezels, groenten en fruit en vermijd voedsel dat veel verzadigd vet bevat zoals koekjes, gebak en gefrituurd eten. Probeer daarnaast elke dag een half uur te bewegen, dit hoeft niet heel intensief te zijn. Ook stress, roken, een onregelmatig leef- en slaappatroon en overmatig alcoholgebruik bevorderen het ontwikkelen van diabetes type 2.

Bronnen

Hoe werkt Dokteronline?

Kies een behandeling en ontvang advies zonder wachttijd of administratieve rompslomp.

Lees verder
  1. Kies uw behandeling

  2. Vul een medische vragenlijst in

  3. De arts beoordeelt uw aanvraag

  4. Levering aan huis

Lees verder