Het is belangrijk om de blaasjes zo weinig mogelijk aan te raken. Niet alleen omdat het openkrabben van de blaasjes littekens kan veroorzaken, maar ook omdat u anderen kan besmetten met het vocht uit de blaasjes.
U kan de blaasjes afdekken met een pleister of een steriel kompres, zo voorkomt u dat uw kledij tegen de huid schuurt. Houd er ook rekening mee dat de blaasjes besmettelijk zijn tot ze droog zijn. Was altijd uw handen met water en zeep nadat u de blaasjes hebt aangeraakt. Het vocht in de blaasjes kan immers het waterpokkenvirus op uw handen brengen, waarmee u mensen in uw nabije omgeving kan besmetten.
Personen die als kind nooit waterpokken hebben gehad, kunnen deze alsnog krijgen. Kom niet te dicht in de buurt van mensen met een sterk verzwakt immuunsysteem, zoals iemand die chemotherapie ondergaat. Deze persoon kan ernstig ziek worden door het virus. Vermijd ook nauw contact met zwangere vrouwen. Indien zij nooit waterpokken hebben gehad, kan het virus schadelijk zijn voor hun baby.
Gordelroos en zwangerschap
Zwangere vrouwen met gordelroos lopen eveneens een verhoogd risico op ernstige complicaties. Hoe verder de zwangerschap gevorderd is, hoe groter dit risico. Bij ongeveer tien tot vijftien procent van de zwangere vrouwen leidt gordelroos tot varicella-pneumonie, een ernstige longinfectie. Wat het ongeboren kind betreft, bij 5% van de zwangere vrouwen met gordelroos treedt vroeggeboorte op.
Daarnaast kan gordelroos tijdens de zwangerschap in zeldzame gevallen leiden tot een infectie van de foetus. De overgrote meerderheid van de baby’s is beschermd tegen gordelroos tijdens de kraamperiode, omdat de meeste moeders in hun jeugd waterpokken hebben gehad en dus immuun zijn.
Moeders met gordelroos mogen borstvoeding geven, zelfs indien zij het geneesmiddel Aciclovir gebruiken. Indien echter vóór de zwangerschap blijkt dat een vrouw met kinderwens nooit waterpokken heeft gehad, en zij werkt in de zorgsector, het onderwijs of in een kinderdagverblijf, kan de arts een vaccin aanbieden.
Medicatie bij gordelroos
In de meeste gevallen is het niet noodzakelijk om gordelroos met medicatie te behandelen, aangezien het doorgaans vanzelf geneest. U kan een zalf aanbrengen op de blaasjes om deze te verzachten. Voorbeelden hiervan zijn: zinkzalf, cetomacrogolzalf of lanettezalf.
Neem in de volgende gevallen steeds contact op met uw arts:
- Indien uw oog rood of pijnlijk is
- Indien uw zicht vermindert of u gevoelig bent voor licht
- Indien u blaasjes op uw neus of in een ooghoek heeft
- Indien u blaasjes in de buurt van uw oor heeft
- Indien u minder goed hoort
- Indien één zijde van uw gezicht begint te hangen
- Indien u veel pijn of veel blaasjes heeft
- Indien u een verzwakt immuunsysteem heeft
Bepaalde personen behoren tot een risicogroep. Indien zij gordelroos krijgen, zal de huisarts medicatie voorschrijven. Deze personen zijn onder meer:
- Personen met een verzwakt immuunsysteem
- Personen met risico op complicaties (zoals zij die chemotherapie ondergaan)
- Personen die behandeld worden met cortisone
- Personen met gordelroos in de buurt van het oog
- Personen ouder dan zestig, aangezien gordelroos bij hen ernstiger verloopt
- Personen met diabetes
Voor personen uit de risicogroepen wordt de behandeling gestart binnen de 3 dagen na het begin van de aandoening. Als eerste behandeling kiest de arts voor antivirale middelen, zoals Aciclovir. Meestal wordt een dosis van 800 mg voorgeschreven, die vijfmaal per dag moet worden ingenomen. Uw arts kan ook 1 gram Valaciclovir voorschrijven, dat u driemaal per dag moet innemen, of 250 mg Famciclovir, eveneens driemaal per dag in te nemen. Deze geneesmiddelen doen de blaasjes niet verdwijnen, maar remmen of stoppen de groei van het virus, waardoor de duur van de gordelroos wordt verkort. Gewoonlijk moet u na een week terug op controle bij de huisarts.
Voor de pijn kan u paracetamol gebruiken. Gebruik bij voorkeur geen zogenaamde NSAID’s zoals ibuprofen, aangezien deze ernstige nevenwerkingen kunnen veroorzaken bij gordelroos. Bovendien helpen deze vaak niet tegen de pijn. Indien u last heeft van ernstige zenuwpijn, kan uw huisarts specifieke medicatie voorschrijven, zoals Amitriptyline. Ook als de gordelroos verdwenen is en u nog steeds pijnklachten heeft, kan uw arts kiezen voor antidepressiva en medicatie tegen epilepsie. Deze geneesmiddelen verminderen de zenuwpijn.
Aangezien er nog geen concrete geneesmiddelen bestaan tegen gordelroos, kan u ervoor kiezen om bloed te doneren aan het bloedtransfusiecentrum gedurende de vier weken na het doormaken van gordelroos. Op dat moment bevat uw bloed veel antistoffen, die kunnen worden gebruikt voor onderzoek naar de ontwikkeling van medicatie voor mensen met een lage weerstand, zoals baby’s of kinderen met kanker.
Vaccinatie tegen gordelroos
Indien u nooit eerder waterpokken heeft gehad, kan u door contact met iemand met gordelroos besmet worden via de handen. Dit kan echter eenvoudig worden voorkomen door de handen te wassen met water en zeep.
De meeste mensen krijgen geen tweede keer gordelroos. Indien u echter medicatie gebruikt die het immuunsysteem onderdrukt, is het wel mogelijk om een tweede keer gordelroos te krijgen.
Personen ouder dan 50 jaar kunnen ervoor kiezen zich te laten vaccineren tegen gordelroos. Deze injectie heet Zostavax®. Hierdoor vermindert de kans dat u binnen de 5 jaar na de injectie opnieuw gordelroos krijgt. Houd er rekening mee dat de doeltreffendheid van de injectie afneemt naarmate men ouder wordt.
Een bijkomend voordeel van de injectie is dat, indien u toch gordelroos krijgt, de symptomen minder ernstig zijn en korter aanhouden. Personen met een verminderde immuniteit, bijvoorbeeld door medicatie tegen reuma of bij kanker of HIV, mogen de injectie niet krijgen. Daarnaast bestaat er een nieuw vaccin: Shingrix®. Dit vaccin biedt oudere personen een betere bescherming en werkt vermoedelijk veel langer, maar is momenteel in de meeste landen nog niet beschikbaar.
Heeft u vragen over gordelroos? Dokteronline kan u verder helpen. Op onze website kan u een consultatie aanvragen bij een erkende EU-arts, die u verder kan begeleiden en indien nodig de juiste behandeling kan voorschrijven.